Zo kun je jezelf het beste gedragen op een vliegveld en in een vliegtuig:

• Luister altijd naar je docenten en naar de mensen die op het vliegveld werken. Als je het ergens niet mee eens bent, dan kun je daar op een later moment met je docenten over praten. Ga op het vliegveld met niemand in discussie.
• Als iemand je een vraag stelt over bijvoorbeeld je bagage, dan geef je netjes antwoord. Maak geen grappen en houd niemand voor de gek.
• Hou altijd zelf goed je bagage in de gaten.
• Op een vliegveld kan het druk zijn en soms moet je lang wachten. Wacht netjes op je beurt en dring niet voor. Gedraag je rustig en beleefd. Andere passagiers willen natuurlijk geen last van jou hebben.
• In het vliegtuig blijf je zitten op je stoel. Maak je riem vast en houd deze tijdens de vlucht altijd om.
• Laat de stoel staan zoals hij staat. Stoelen zijn geen speelgoed.
• Houd je voeten onder de stoel voor je. Jouw voeten in het gangpad of tegen de stoel voor je, is niet prettig voor andere mensen.
• De stewardess vertelt voordat het vliegtuig opstijgt wat je moet doen in het geval van nood. Kijk en luister goed naar de stewardess. Zorg dat je weet wat je moet doen als er iets mis gaat!
• In een vliegtuig is een toilet. Daar kun je tijdens de vlucht naar toe. Let op: als het lampje ‘riemen vast’ brandt, dan moet je blijven zitten en mag je dus ook niet gaan plassen.
• Als je ziek wordt tijdens de vlucht, kun je naar het toilet gaan. Kan dat niet, dan zit er in de stoel voor je vaak een zakje dat je kunt gebruiken. Let op elkaar. Als iemand hulp nodig heeft, waarschuw dan een docent en help je klasgenoot totdat de docent of de stewardess bij je is.